Ben je eraan toe om als fotograaf next level te gaan? Zeg dan vaarwel tegen die automatische settings en leer je camera instellen om zo fantastische beelden te maken! In dit artikel lees je waar je op moet letten.
Je camera handmatig instellen, waarom zou je dat eigenlijk doen? Het geeft jouw volledige controle over de foto’s die jij maakt. Denk aan scherpte, helderheid, korreligheid, focus, sfeer en nog veel meer.
En omdat je die volledige controle hebt, geeft dit ook nog eens een boost aan jouw creativiteit! Door creatief te gaan fotograferen, kun je het effect bereiken dat jij voor ogen hebt!
Om je camera helemaal handmatig in te stellen, werk je het best met een spiegelreflex- of een systeemcamera. Lees hier of je beter met een spiegelreflex- of met een systeemcamera werkt.
Je camera instellen – waar begin je?
Met de hoeveelheid mogelijkheden is het soms eventjes zoeken waar je precies begint. Hoewel het belangrijkste is om een goede balans te vinden, tussen instellingen als ISO, diafragma en sluitertijd, kun je ook al anticiperen op de nabewerking: namelijk fotografen in RAW.
1. Fotografeer in RAW
De meeste camera’s hebben de neiging om foto’s direct om te zetten in JPEG. Dat is op zich fijn, maar het is de software van je camera die beslist in welke richting je ontwikkeling en nabewerking gaat.
Doordat deze al keuzes heeft gemaakt, verlies je automatisch informatie. En die informatie kan je van pas komen in je nabewerking. Wil je alle informatie die in je foto zit tot je beschikking hebben? Fotografeer dan in RAW, dat is eigenlijk een digitaal negatief. Instellingen verschillen doorgaans van toestel tot toestel.
2. Stel je ISO in
De ISO-waarde is wat vroeger de ASA-waarde van een fotorolletje was. Waar je vroeger telkens je fotorolletje moest vervangen om van waarden te wisselen, kun je dat tegenwoordig gewoon per foto instellen. ASA of ISO is de lichtgevoeligheid.
Als de lichtomstandigheden moeilijker worden, kun je de ISO-waarde of lichtgevoeligheid van je sensor verhogen. In de regel geldt: hoe hoger de ISO-waarde, hoe korreliger je beeld. Als je met een lichtsterke lens werkt (bv. f 1.8), hoef je daar geen last van te hebben. Dan hoef je echt niet boven de 1600 ISO te gaan.
3. Regel je diafragma
Kies je voor een scherpe voorgrond en een onscherpe achtergrond? Dan kun je werken met een grote lensopening. Die herken je aan een laag f-getal, bijvoorbeeld diafragma 1.8. Wil je de scherpte gelijkaardig verdeeld hebben? Werk dan met een hoog f-getal. Vanaf diafragma 8 zit je in veel gevallen al goed.
Een bijkomstigheid: werk je met een grote lensopening, dus met een laag f-getal? Dan vangt je camera veel licht. Werk je meteen kleine lensopening, dus met een hoog f-getal? Dan vangt je camera minder licht. Hou daar rekening mee.
Je camera-instellingen worden ook beïnvloed door de keuze van je lens. Wil je weten welk objectief bij je past? Lees dan dit artikel om de beste lens voor jouw foto’s te kiezen!
4. Leg je sluitertijd vast
Hier beslis je hoe lang je de lens open wilt houden. Wil je bewegingsonscherpte creëren, bijvoorbeeld onscherpe, rijdende auto’s tegen een scherpe achtergrond? Kies dan voor een langere sluitertijd. Wil je diezelfde auto’s scherp hebben? Kies dan voor een korte sluitertijd. In een aantal gevallen moet je ook even experimenteren om te zien welke sluitertijd het beste werkt.
ISO, diafragma en sluitertijd beïnvloeden elkaar sterk. Probeer ervoor te zorgen dat de balans op je schermpje in orde is. Als de wijzer bij de 0 staat is je foto correct belicht. Komt die in de min, dan ga je onderbelichten. Komt die in de +, dan ga je overbelichten. Ook onder- en overbelichten kun je creatief aanwenden.
5. Regel je witbalans
Je witbalans bepaalt de kleurtemperatuur of de sfeer van je beeld. Deze wordt uitgedrukt in de maateenheid Kelvin. De meest neutrale waarde is 5000, dat staat gelijk aan daglicht rond het middaguur. Ga je daaronder, dan wordt je beeld iets blauwer, en dus kouder. Kom je daarboven, dan wordt je foto iets geler, dus warmer.
Je kan kiezen wat je hiermee doet: de waarden handmatig in je camera instellen, een preset kiezen (bijvoorbeeld zonnig of veel sneeuw) of het toch op automatisch laten staan en dit nadien in je nabewerking in Lightroom regelen. Al deze manieren kunnen werken, het ligt hier echt aan jouw persoonlijke voorkeur.
Deze tips komen goed van pas in de portretfotografie. Wil je weten hoe je een goed portret maakt? Bekijk dan dit artikel om iemand geweldig te portretteren.
6. Bepaal het scherpstellen
Ga je handmatig of automatisch scherpstellen? Handmatig is heel leuk als je alle tijd hebt. Maar ben je op reportage, dan kies je best voor een automatische scherpstelling. Met de camera’s van tegenwoordig kun je kiezen of je op één vast punt scherpstelt, of dat je blijft focussen op een bewegend voorwerp.
Staat je onderwerp stil? Kies dan voor de optie “one shot”. Beweegt het? Kies dan voor “servo”. Benaming kan trouwens per camera verschillen, neem dat mee in je overweging.
Wil je een reportage maken en ben je op zoek naar tips? Lees hier hoe je een prachtige fotoreportage kan maken!
7. Beslis of je één of meerder beelden achter elkaar maakt
Als je persfotografen bezig ziet, kun je hun camera’s ook horen: klik, klik, klik! Dat is namelijk de functie continuous shooting, die handig van pas komt als je een beslissend moment wilt vastleggen. Je kan ook voor single shoot kiezen, dan maak je maar één opname.
Ook kun je in dit deelvenster aangeven of je vertraging wilt hebben tussen het indrukken van de knop en het effectief fotograferen (de zogenaamde zelfontspanner), wat weer handig is voor zelfportretten.
Goed nieuws: als je bovenstaande punten beheerst, dan kun je zelf je websitefoto’s gaan maken. Kijk hier voor meer tips voor geweldige fotografie voor je website.
Conclusie
Dit is dus niet iets wat je even snel op een dag leert, maar een werk van de lange adem. Ik zou zeggen: ga eerst aan de slag met ISO, diafragma en sluitertijd en betrek dan de rest erbij. Ik wens je veel succes met het maken van creatieve foto’s!